X bv verzoekt om een boetevermindering wegens haar slechte financiële positie. Hof Arnhem wijst dit verzoek af omdat de situatie volledig wordt veroorzaakt door de verplichting van X bv om de naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen te betalen die ook onderdeel uitmaken van deze procedure. Bij het ontbreken van een nadere toelichting ziet het hof in die omstandigheid geen aanleiding om bij de straftoemeting rekening te houden met de slechte financiële positie van X bv.
De Hoge Raad oordeelt dat bij de beoordeling of een boete wegens de financiële positie van de overtreder moet worden gematigd, de situatie op dat moment bepalend is (beoordeling ex nunc). In dit geval had Hof Arnhem dus rekening moeten houden met de draagkracht van X bv op het moment van zijn uitspraak (december 2012) in plaats van de draagkracht ten tijde van het opleggen van de boete (eind 2006). Het feit dat de negatieve vermogenspositie van X bv volledig werd veroorzaakt door de verplichting tot betaling van de naheffingsaanslagen loonheffing, is volgens de Hoge Raad onvoldoende reden om de slechte financiële positie van X bv buiten beschouwing te laten. Ook op dit punt is de uitspraak van het hof dus niet juist. De Hoge Raad merkt nog op dat het zakelijke karakter van deze loonbelastingschulden geen reden is om deze schulden te negeren bij het bepalen van de proportionaliteit van de boete. Verder merkt de Hoge Raad op dat enkel wanneer er sprake is van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ten aanzien van het ontbreken van draagkracht, de rechter gehouden is zijn uitspraak op dat punt van een nadere motivering te voorzien. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X bv gegrond en verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 5:46
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f