X houdt zich bezig met de verhuur, het onderhoud en de restauratie van monumentale oude panden. Een project om een voormalig bankgebouw te verbouwen tot hotel, komt niet van de grond. X besluit daarom het bankgebouw te transformeren tot sociale huurwoningen. De oplevering van de woningen vindt in 2016 plaats. Op 1 januari 2017 zijn alle woningen verhuurd. Op 30 juni 2017 ontvangt X een uitnodiging om aangifte te doen voor de verhuurderheffing. Op 18 september 2017 vraagt X voorlopige investeringsverklaringen aan. Op 23 mei 2018 geeft de RVO de definitieve investeringsverklaringen af voor een totaal verminderingsbedrag van € 390.000. In zijn aangifte verhuurderheffing 2017 claimt X een heffingsvermindering van € 13.294. De inspecteur is echter van mening dat X geen recht heeft op de heffingsvermindering omdat X niet beschikt over vóór 1 oktober 2017 afgegeven definitieve investeringsverklaringen.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen recht heeft op de heffingsvermindering verhuurderheffing, omdat hij niet beschikt over vóór 1 oktober 2017 afgegeven definitieve investeringsverklaringen. Dat X zich niet heeft gerealiseerd dat een verhuurderheffing op hem van toepassing zou kunnen zijn, komt voor zijn rekening. Volgens het hof is de wettelijke termijn niet onrealistisch. Als X eind 2016 de verklaringen had aangevraagd, zouden de verklaringen (ruim) vóór 1 oktober 2017 zijn verstrekt.
Wetsartikelen:
Wet maatregelen woningmarkt 2014 II 1.10
Wet maatregelen woningmarkt 2014 II 1.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Verhuurderheffing
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 23 augustus