Belanghebbende, X, is het niet eens met de aanslag rioolrechten 2006 die de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen heeft opgelegd aan A (erflaatster). Rechtbank Arnhem oordeelt dat de gemeente de opbrengstnorm van art. 229b Gemeentewet heeft overschreden en verklaart het beroep van X gegrond. Volgens de rechtbank had de gemeente de investeringen die zij in 2006 in het riool heeft gedaan niet ineens ten laste van de rioolrechten mogen brengen. In hoger beroep komt Hof Arnhem tot een ander oordeel. Volgens het hof bestaat er namelijk geen verplichting tot afschrijving van de investeringen.
Volgens Advocaat-Generaal IJzerman mag de belastingrechter toetsen of investeringen zijn geactiveerd en of daarop jaarlijks is afgeschreven op de door het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) voorgeschreven wijze. Het gaat dan om investeringen in gemeentebezittingen die duurzaam nut afwerpen. Het is volgens de A-G de taak van de belastingrechter om met gepaste grondigheid te toetsen of een gemeentelijke belastingverordening voldoet aan de vereisten van hogere regelgeving waaronder het BBV. Gemeenten moeten uitbreidingsinvesteringen, zijnde investeringen waardoor het aantal toekomstige aansluitingen zal toenemen, activeren en daarop afschrijven. Gesteld noch gebleken is dat de investeringen uit 2006 uitbreidingsinvesteringen zijn. De A-G adviseert de Hoge Raad daarom het cassatieberoep van X ongegrond te verklaren.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 9 augustus