Hof Den Haag oordeelt dat het doorslaggevende verschil tussen X en de door haar genoemde groep EOB-medewerkers de al dan niet toegekende DV-status is. Van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen is geen sprake.
X werkt sinds 1998 voor het Europees Octrooi Bureau. Zij heeft de Belgische nationaliteit en woont sinds 1969 in Nederland. In haar IB-aangifte 2016 geeft zij een bedrag van € 425.508 aan als totale waarde aan bezittingen van de bank- en spaartegoeden in Nederland. Over het salaris van het EOB is X geen Nederlandse IB verschuldigd. In geschil is of over haar vermogen box 3-belasting is verschuldigd. Volgens X is er sprake van een ongelijke behandeling ten opzichte van andere EOB-medewerkers. Verder is de Zetelovereenkomst volgens haar in strijd met het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten bij het Europees Octrooiverdrag.
Hof Den Haag oordeelt dat het doorslaggevende verschil tussen X en de door haar genoemde groep EOB-medewerkers de al dan niet toegekende DV-status (duurzaam verblijf) is. Van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen is geen sprake. Daarbij maakt de inspecteur aannemelijk dat er geen begunstigend beleid bestaat. En er is al helemaal geen sprake van beleid op grond waarvan bepaalde EOB-medewerkers met de BO/DV-status zijn vrijgesteld van de heffing op inkomen uit sparen en beleggen. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 9 januari 2015 (13/05597, V-N 2015/4.4), merkt het hof nog op dat in dit geval ook overigens geen grond bestaat voor toepassing van het gelijkheidsbeginsel. Verder is de Zetelovereenkomst volgens het hof ook niet in strijd met het Protocol.
Lees ook het thema Box 3.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 27 juli