Belanghebbende, X, geniet een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. Hij heeft een LAT-relatie met C. X is drie dagen per week bij C en C is drie dagen per week bij X. B&W van Zwolle trekken de uitkering van X in, omdat X en C een gezamenlijke huishouding voeren. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat X en C een gemeen hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en dat er sprake is van een gezamenlijke huishouding. Volgens de Centrale Raad is daarbij niet van belang, als feitelijk wordt samengewoond, dat twee woningen worden aangehouden.
Advocaat-generaal (A-G) Wattel concludeert dat het niet voor de hand ligt dat X hetzelfde hoofdverblijf heeft als C. De A-G overweegt daarbij dat zowel X als C vier dagen per week in hun eigen woningen verblijven. De A-G wijst daarbij ook naar de wetsgeschiedenis. Verder merkt de A-G op dat LAT-relaties expliciet zijn uitgezonderd. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep gegrond te verklaren en de zaak terug te verwijzen naar de feitenrechter. De feitenrechter moet dan volgens de A-G onderzoeken in welke mate in welke woning(en) C en X hun privélevens leiden en of er sprake is van een LAT-relatie.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Sociale zekerheid bijstand
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 27 november