Belanghebbende, X, is houder van een aantal Zwitserse bankrekeningen die hij altijd buiten de belastingheffing heeft gehouden. Per brief van 2 juli 2009 maakt X bij de Belastingdienst melding van een Zwitserse bankrekening en verzoekt hij om toepassing van de inkeerregeling. Op verzoek verstrekt X vervolgens op 19 augustus 2009 de gegevens van een tweetal bankrekeningen. Met dagtekening 27 november 2010 legt de inspecteur aan X een navorderingsaanslag IB/PVV 2006 op waarin IB/PVV over de jaren 1997 t/m 2008, vermogensbelasting 1998 tot 2000 en successierecht wordt nagevorderd. In geschil is of de Belastingdienst zich terecht beroept op de werking van de zogeheten standstill-bepaling, omdat sprake is van bankrekeningen in een derde land. Is dit het geval, dan is het Passenheim-arrest van het HvJ EG (11 juni 2009, nrs. C-155/08 en C-157/08) niet van toepassing op de bankrekening en is de verlengde navorderingstermijn onverkort van toepassing.
Hof Arnhem-Leeuwarden is met Rechtbank Noord-Nederland van oordeel dat bij navordering wegens een verzwegen bankrekening in een derde land door de standstill-bepaling de verlengde navorderingstermijn onverkort geldt. Tussen partijen is enkel in geschil of met betrekking tot de door X in het buitenland aangehouden bankrekeningen sprake is van ‘het verrichten van financiële diensten' als bedoeld in art. 64 lid 1 VWEU (voorheen: art. 57 EG-Verdrag). Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. Hoewel de conclusie van het hof niet boven elke twijfel is verheven, ziet het hof geen reden voor het stellen van prejudiciële vragen. Het hof acht dit in deze zaak een taak van de Hoge Raad. Conclusie is dat de verlengde navorderingstermijn onverkort van toepassing is. Nu alle aanslagen binnen deze termijn zijn opgelegd, is het hoger beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 64
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16-4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 15 januari