Q houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. X bv houdt 50% van de aandelen in A bv. In 2013 neemt A bv een deel over van de onderneming die sinds 1846 door de familie van Q wordt gedreven en in 2013 failliet is verklaard. De doorstart is echter geen succes en A bv wordt in 2016 ontbonden. In 2019 wordt X bv aansprakelijk gesteld voor de door A bv onbetaald gelaten loonheffing en BTW. X bv is het hier niet mee eens omdat er in haar ogen geen sprake is van onbehoorlijk bestuur. Verder heeft zij er alles aan gedaan om de onderneming te kunnen voortzetten en stond het A bv vrij om zelf te bepalen welke schuldeisers werden voldaan.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat sprake is geweest van onbehoorlijk bestuur en dat het A bv dan ook vrij stond om te bepalen welke schuldeisers eerst zouden worden voldaan. Daarbij is van belang dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat betaling van de crediteuren heeft plaatsgevonden nadat het besluit was genomen om de onderneming te beëindigen. De betaling van de crediteuren hield namelijk verband met de levering van materialen, wat er op duidt dat A bv nog bezig was met de activiteiten. De rechtbank overweegt daarbij dat het ook niet aannemelijk is dat A bv een paar maanden na overname van de activiteiten al zou hebben besloten deze weer te beëindigen. Er kan dan alleen nog maar sprake zijn van onbehoorlijk bestuur als geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden dezelfde afweging had gemaakt. Daar is geen sprake van. De rechtbank vernietigt de beschikking aansprakelijkstelling.
Wetsartikelen: