Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Letland ten onrechte de btw-aftrek weigert. Volgens het Hof van Justitie EU moet de Letse Belastingdienst namelijk aantonen dat Kuršu zeme, of de andere personen in de transactieketen, een ongerechtvaardigd belastingvoordeel hebben genoten.

Het Letse SIA ‘Kuršu zeme’ brengt de btw in aftrek die aan haar in rekening is gebracht door KF Prema, een andere Letse vennootschap, in verband met de levering van goederen. Uit een onderzoek van de Letse Belastingdienst blijkt dat de goederen door het Litouwse UAB ‘Baltfisher’ zijn verkocht aan twee Letse vennootschappen, die ze heeft doorverkocht aan een andere Letse vennootschap, en dat deze ze heeft doorverkocht aan KF Prema. Kuršu zeme heeft zelf het transport van de goederen van Klaipėda (Litouwen) naar haar fabriek in Letland verzorgd. De Letse Belastingdienst weigert echter om de btw terug te geven, omdat zij geen logische verklaring kan vinden voor de transactieketen. Volgens de Belastingdienst hebben de tussenvennootschappen namelijk op geen enkele wijze aan de verwerving van de goederen deelgenomen en kon Kuršu zeme niet onkundig kon zijn van de kunstmatige aard van de keten. De Letse rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Letland ten onrechte de btw-aftrek weigert. Volgens het Hof van Justitie EU is het namelijk onvoldoende dat er sprake is van een keten van transacties om vast te stellen dat sprake is van misbruik door Kuršu zeme, of de andere personen die deel uitmaken van de keten. Volgens het Hof van Justitie EU moet de Letse Belastingdienst namelijk aantonen dat Kuršu zeme, of de andere personen, een ongerechtvaardigd belastingvoordeel hebben genoten.

[Bron Uitspraak]

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 12 juli

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen