In het jaar 2007 stuit de Belastingdienst in het kader van het landelijk project "Nokvorst" op een transactie waarbij X bij de aan- en verkoop van vastgoed binnen korte tijd, na een tip van een bevriende taxateur, een aanzienlijke verkoopwinst in het jaar 2004 heeft behaald. X heeft in zijn aangifte ib/pvv over dat jaar geen resultaat uit overige werkzaamheden (row) aangegeven. De inspecteur legt de in geschil zijnde navorderingsaanslag ib/pvv 2004 op betreffende het behaald voordeel tussen het aan- en verkoopbedrag. Tevens wordt een vergrijpboete van 50% opgelegd. Rechtbank Oost-Nederland beslist dat het voordeel belast is maar vermindert de navorderingsaanslag met de door X aan derden betaalde kosten. X komt in hoger beroep. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is er sprake van een nieuw feit. X heeft in zijn aangifte over het jaar 2004 geen melding gemaakt van het voordeel en de inspecteur kon redelijkerwijs niet bekend zijn met de akte van levering van 9 december 2003. Volgens het hof ging de onderzoeksplicht van de inspecteur destijds niet zo ver dat hij ook akten die in het kader van de heffing van overdrachtsbelasting waren gedeponeerd diende te raadplegen. Volgens het hof is er sprake van row. X moet vooraf de wetenschap hebben gehad dat hij het erfpachtrecht met de woning met winst kon verkopen. Met dat oogmerk moet de aan- en verkoop hebben plaatsgevonden. De vergrijpboete wordt echter door het hof vernietigd. Niet bewezen is dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet of grove schuld. Het hoger beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 28 januari