A houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. X bv heeft een bedrijfspand gesticht dat zij verhuurt aan haar dochter, Y bv. In 2011 wordt Z bv opgericht, waarvan de aandelen in handen van X bv zijn. Vervolgens verkoopt X bv het bedrijfspand voor € 875.000 aan Z bv. In haar VPB-aangifte verantwoordt X bv een boekverlies van € 237.760 op de verkoop van het bedrijfspand. De inspecteur gaat hier niet mee akkoord. Uit een taxatie van de Belastingdienst blijkt namelijk dat het pand € 1.270.000 waard is.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat het bedrijfspand ten tijde van de overdracht een waarde had die hoger is dan de boekwaarde. Volgens de rechtbank heeft de taxateur er namelijk ten onrechte rekening mee gehouden dat de gunstige huurprijs na afloop van de eerste vijf jaren nog eens vijf jaren zou worden gecontinueerd. Ook volgt de rechtbank het taxatierapport dat X bv inbrengt niet, omdat ten onrechte rekening is gehouden met een leegstandsrisico van 1,5%. De rechtbank wijst er daarbij op dat het pand voor Y bv is gebouwd, en dat Y bv goede resultaten boekt. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat een boekverlies van € 92.760 aannemelijk is geworden. De rechtbank vermindert de aanslag.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 19 juli