Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het inkeren een omstandigheid vormt die aanleiding geeft tot matiging van de vergrijpboete. De door de inspecteur toegepaste matiging tot 30% voor de boeten over de jaren 2002 - 2008 is volgens het hof passend en geboden.
Belanghebbende, X, maakt op 30 december 2014 gebruik van de inkeerregeling. Zij sluit met de inspecteur een vaststellingsovereenkomst, inhoudende dat alle correcties voor de jaren 2001 t/m 2013 worden geformaliseerd in één navorderingsaanslag IB/PVV 2013, en een vergrijpboete van 30% van de nagevorderde belasting wordt opgelegd. Voor de jaren 2012 en 2013 wordt geen boete opgelegd. In de vaststellingsovereenkomst heeft X zich het recht voorbehouden om rechtsmiddelen in te stellen tegen de vergrijpboete. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inkeerregeling valt binnen het bereik van art. 7 EVRM. Dit brengt mee dat geen zwaardere straf mag worden opgelegd dan ten tijde van het plegen van het strafbaar feit van toepassing was. In het geval van X betekent het voorgaande dat de vergrijpboete komt te vervallen, voor zover deze betrekking heeft op aangiften van vóór 1 januari 2010. De Hoge Raad oordeelt dat X geen beroep kan doen op de (gunstigere) inkeerregeling zoals deze gold ten tijde van het plegen van de strafbare feiten. X is namelijk pas ingekeerd na aanscherping van de inkeerregeling. Vervolgens merkt de Hoge Raad nog op dat de aanscherping van de inkeerregeling bepaalt dat de oude regeling tot 1 januari 2010 bleef gelden voor aangiften die vóór die datum waren gedaan of gedaan hadden moeten worden. Volgens de Hoge Raad berust het oordeel van de rechtbank dan ook op een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het inkeren, na het verstrijken van de tweejaarstermijn, een omstandigheid vormt die aanleiding geeft tot matiging van de vergrijpboete. De door de inspecteur, op grond van het in het BBBB opgenomen beleid, toegepaste matiging tot 30% voor de boeten over de jaren 2002 - 2008 is volgens het hof passend en geboden. X heeft namelijk geen feiten of omstandigheden gesteld die aanleiding geven tot een verdere matiging van de vergrijpboeten. Het hof vernietigt uiteindelijk nog wel de boete voor het jaar 2001, omdat over dat jaar geen vergrijpboete kan worden opgelegd.
Lees ook het thema De inkeerregeling
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67n