Hof Amsterdam oordeelt dat A opzettelijk een te hoge schuld heeft opgevoerd in zijn aangifte, maar vermindert de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn.

A is DGA van X BV en heeft een alimentatieverplichting voor zijn kinderen. In zijn eerste ingediende aangifte IB/PVV 2016 neemt A een schuld aan X BV van € 217.000 en een alimentatieschuld van € 216.000 op. In de tweede ingediende aangifte IB/PVV 2016 wordt zowel de schuld aan X BV als de alimentatieverplichting gesteld zijn op € 280.000. In hoger beroep is in geschil of A opzettelijk een te hoge schuld heeft opgevoerd in zijn aangifte IB/PVV 2016 en of de bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2016 opgelegde boete terecht is opgelegd.

Hof Amsterdam oordeelt dat A opzettelijk een te hoge schuld heeft opgevoerd in zijn aangifte. Volgens het hof heeft de inspecteur overtuigend aangetoond dat A een te hoge schuld van € 75.197 heeft opgevoerd, wat resulteert in een te weinig geheven belasting van € 827,16. Het hof acht een boete van 135% passend, maar vermindert deze met 5% wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 19

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting

Editie: 20 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

197

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen