Belanghebbende, het Belgische X BvbA, exploiteert een schip voor de zeevisserij. De aandelen van X BvbA zijn in handen van C bv en D. D, die de feitelijke leiding aan landzijde uitoefent, is in 2011 naar België verhuisd, haar echtgenoot is in Nederland blijven wonen. De in Nederland wonende F, dga van C bv, oefent de leiding op zee uit. De inspecteur nodigt X BvbA uit om aangifte te doen. Ondanks een herinnering en een aanmaning, dient X BvbA de aangifte te laat in. De inspecteur legt een VPB-aanslag op naar een belastbaar bedrag van nihil, en een boete van € 2639. X BvbA is het niet eens met de boete.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat er voldoende omstandigheden zijn op grond waarvan de inspecteur kon menen dat X BvbA vermoedelijk belastingplichtig is in Nederland. De inspecteur heeft dan ook niet onredelijk gehandeld door X BvbA te verzoeken om aangifte doen. Dat X BvbA het hier niet mee eens is, ontslaat haar volgens de rechtbank niet van de verplichting om aangifte te doen. Nu X BvbA de aangifte te laat heeft ingediend, en alleen maar de stelling heeft ingenomen dat zij niet belastingplichtig is in Nederland, is de boete terecht opgelegd. De rechtbank merkt daarbij nog op dat de inspecteur diverse malen uitstel heeft verleend.
Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4