Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat niet aannemelijk is dat X ten tijde van de behandeling van dit hoger beroep in dermate slecht weer verkeert dat dit aanleiding geeft tot een verdere matiging van de vergrijpboete. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
X exploiteert een montagebedrijf en koopt op een veiling een kostbare machine voor € 47.676. Kort daarna zet X met behulp van een adviseur een buitenlandse structuur op, waarvan hijzelf als uiteindelijk gerechtigde fungeert. In 2014 wordt de machine verkocht voor US$ 300.000. In geschil is of X in zijn IB-aangifte over 2014 terecht een verkoopcommissie heeft afgetrokken van € 122.130. In 2018 corrigeert de inspecteur de aftrek door middel van navordering met een vergrijpboete van € 40.962. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de verkoopcommissie niet aftrekbaar, omdat de ‘bemiddelaar’ US$ 120.000 heeft doorbetaald aan een vennootschap, waarvan X zelf de enige aandeelhouder was. De vergrijpboete wordt verlaagd tot € 23.356. In hoger beroep is in geschil of dit vanwege de slechte financiële positie van X passend en geboden is.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2023/19.1.4) oordeelt dat niet aannemelijk is dat X ten tijde van de behandeling van dit hoger beroep in dermate slecht weer verkeert dat dit aanleiding geeft tot een verdere matiging van de vergrijpboete. X kan zijn slechte inkomens- en vermogenspositie niet aantonen. Zo doet X al vanaf 2019 geen IB-aangifte meer en is hij in 2021 geëmigreerd. De door X overgelegde stukken hebben alleen betrekking op zijn bezittingen in Nederland. De boete is passend en uit het oogpunt van normhandhaving ook geboden. X' beroep is ongegrond. X gaat in cassatie, maar na het verstrijken van de cassatietermijn. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 18 mei