Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de boetes terecht zijn opgelegd. De inspecteur maakt aannemelijk dat het aan de grove schuld van X is te wijten dat de aanslagen tot te lage bedragen zijn opgelegd.
Belanghebbende, X, en zijn echtgenote, Y, hebben voor de jaren 2013 en 2014 apart, maar wel in onderling overleg, hun IB-aangiften ingevuld. Beiden hebben echter aangegeven dat het box 3-vermogen bij de ander in aanmerking moet worden genomen. Dit resulteert er in dat in het geheel geen box 3-vermogen in de belastingheffing is betrokken. Nadat hij dit ontdekt, legt de inspecteur navorderingsaanslagen op aan X en Y. Hierbij wordt ook een boete opgelegd. X is het niet eens met de opgelegde boeten.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de boetes terecht zijn opgelegd. De inspecteur maakt aannemelijk dat het aan de grove schuld van X is te wijten dat de aanslagen tot te lage bedragen zijn opgelegd. Daarbij is van belang dat X en Y in voorgaande jaren het vermogen onderling wel sluitend hebben verdeeld. Het is dan niet geloofwaardig dat zij in de jaren 2013 en 2014 op het verkeerde been zijn gezet door de invulinstructies en hulpteksten bij het aangifteprogramma. Ook is de rechtbank van mening dat er geen sprake is van strijd met het ne bis in idem-beginsel. Er is namelijk geen sprake van een tweede beboeting voor hetzelfde feit. Ten eerste zijn de boetes opgelegd aan verschillende personen (X en Y) en ten tweede zijn ze opgelegd voor twee verschillende strafbare handelingen (de aangiften voor de jaren 2013 en 2014). Het gaat dus om twee verschillende beboetbare feiten van twee verschillende personen. Ook is van belang dat de strafbare handelingen geruime tijd na elkaar hebben plaatsgevonden, zodat er gelegenheid was voor tussentijdse reflectie. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 21 juli