X en zijn broer, Y, exploiteren in maatschapsverband een legkippenbedrijf. Y brengt per 1 januari 2016 zijn eigen woning en zijn spaargelden in. Op 29 september 2017 overlijdt Y. Zijn enig erfgenaam is X. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de IB-inspecteur dat de eigen woning en de spaargelden tot het privévermogen van Y behoren. In de aangifte erfbelasting zijn de woning en de spaargelden tot het ondernemingsvermogen van Y gerekend voor de toepassing van de BOR. De inspecteur legt een navorderingsaanslag erfbelasting op aan X.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat zowel de eigen woning als de spaargelden tot het privévermogen van Y behoren. Daarbij is onder ander van belang dat Y de vermogensbestanddelen voor de IB heeft aangegeven als privévermogen. De inspecteur heeft de BOR dan ook terecht niet toegepast op deze bestanddelen. De rechtbank overweegt dat, voor zover de woning en de spaargelden keuzevermogen zijn, Y heeft gekozen voor etikettering als privévermogen. Ook is geen sprake van een bijzondere omstandigheid die heretikettering mogelijk maakt. Er waren geen concrete plannen tot wijziging van de onderneming waarbij de door Y ingebrachte woning en spaargelden een rol van enige betekenis zouden hebben. Een voornemen daartoe is niet voldoende. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Schenk- en erfbelasting, Inkomstenbelasting
Editie: 1 november
Informatiesoort: VN Vandaag