Voor de financiering van zijn vennootschappen leent Y, de echtgenoot van belanghebbende, X, geld van de bank. Y verleent daartoe hypotheek op zijn privé panden. Verder stelt Y zich, op verzoek van de bank, borg voor de financiering voor € 250.000. De vennootschappen gaan in 2010 failliet. Door de verkoop van de panden, is de schuld aan de bank afgelost. Y is dan ook niet als borg aansprakelijk gesteld door de bank. In haar IB-aangifte 2010 brengt X € 125.000 in aftrek in verband met de borgstelling.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat Y niet als borg is aangesproken door de bank, en in verband met de borgstelling kan X dan ook geen verlies op grond van de borgstelling in aanmerking nemen. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat X ook geen verlies kan nemen in verband met de zekerheidsstelling via de hypotheekverlening. Volgens de rechtbank is er namelijk sprake van een onzakelijke zekerheidsstelling, omdat er geen vergoeding kan worden bepaald waartegen een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest eenzelfde zekerheid te verstrekken, onder overigens dezelfde voorwaarden en omstandigheden. De aanslag blijft in stand.
Lees ook de thema's De onzakeijke lening en Eigen vermogen versus vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
----------------------------------------------------
Avertorial
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 19 april