Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat belanghebbende geen borgstellingsverlies kan aftrekken omdat op het moment van het aangaan van de borgstellingen al sprake was van verlieslatende situaties en betalingsachterstanden. Een onafhankelijke derde zou dit risico nooit aanvaarden.

Belanghebbende, X, geeft in de aangifte IB/PVV 2017 een bedrag van € 24.000 aan als verlies uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen. De inspecteur wijkt hiervan af. In geschil is of X een verlies uit borgstellingen heeft geleden. Hierbij gaat het in het bijzonder om de vraag of de borgstellingen, ten behoeve van de vennootschappen waarin X een aanmerkelijk belang heeft, op zakelijke gronden zij aangegaan.

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat een onafhankelijke derde ten tijde van het aangaan van de borgstellingen, ieder afzonderlijk bezien, niet bereid zou zijn geweest onder dezelfde voorwaarden eenzelfde risico te aanvaarden tegen een niet van de winstafhankelijke vergoeding. X is borgstellingen aangegaan namens twee bv’s waarvan de financiële situatie zeer slecht en verlieslatend was. Ook heeft X een borgtochtovereenkomst gesloten met de verhuurder van een pand, terwijl er bij het aangaan van deze borgstelling al sprake was van een betalingsachterstand van € 30.000 aan huurpenningen. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 20 april

15

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen