Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de box 3-heffing over 2016 niet in strijd is met het recht op ongestoord genot van eigendom en geen individuele buitensporige last vormt voor X.
X en haar echtgenoot zijn in 2016 fiscaal partners. Op 1 januari 2016 hebben zij € 249.832 aan bank- en spaartegoeden waarop zij een rendement behalen van € 1174. De inspecteur gebruikt de gegevens over de tegoeden voor de berekening van het box 3-inkomen en houdt daarbij rekening met het heffingsvrije vermogen van X en haar echtgenoot. In beroep is in geschil of de box 3-heffing over 2016 moet worden verminderd tot een heffing over het werkelijke rendement, en of deze heffing in strijd is met het recht op ongestoord genot van eigendom en leidt tot een individuele buitensporige last.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de box 3-heffing over 2016 niet in strijd is met het recht op ongestoord genot van eigendom zoals neergelegd in het EVRM. X maakt niet aannemelijk dat de box 3-heffing leidt tot een individuele buitensporige last. Hoewel X meer belasting verschuldigd is dan het werkelijke rendement, hebben zij en haar echtgenoot voldoende inkomsten om de heffing te betalen zonder op hun vermogen te hoeven interen. De keuze om het vermogen liquide te houden voor een toekomstige woningaankoop maakt dit niet anders. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Informatiesoort: VN Vandaag
Dossiers: Box 3
Editie: 2 januari