Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X en zijn echtgenote na het betalen van de vermogensrendementsheffing over voldoende resterend inkomen beschikken om de vaste lasten en uitgaven te kunnen bekostigen. In die zin is er dan ook geen sprake van interen op het vermogen.

X ontvangt in 2018 € 792 aan rente op zijn spaartegoeden. Hij bezit daarnaast een tweede woning die niet wordt verhuurd. X en zijn echtgenote zijn samen € 4600 aan vermogensrendementsheffing verschuldigd. X is het niet eens met de vermogensrendementsheffing, omdat hij gedwongen op zijn vermogen inteert. Er is volgens hem dan ook sprake van een individuele en buitensporige last.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X en zijn echtgenote na het betalen van de vermogensrendementsheffing over voldoende resterend inkomen beschikken om de vaste lasten en uitgaven te kunnen bekostigen. In die zin is er dan ook geen sprake van interen op het vermogen. Dat X inmiddels jarenlang minder rendement behaalt dan de te betalen box 3-heffing, maakt volgens de rechtbank ook niet dat sprake is van een individuele en buitensporige last. De box 3-heffing kan voor zover deze het rendement overtreft worden voldaan uit het beschikbare box 1-inkomen. Dat de tweede woning jarenlang een negatief rendement heeft opgeleverd is verder ook niet van belang, nu deze ruim boven de aankoopprijs is verkocht. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Thema: Box 3

Wetsartikelen:

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Box 3

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 11 januari

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen