Hof Amsterdam oordeelt dat de box 3-heffing voor de jaren 2015 - 2018 ten aanzien van X niet een individuele en buitensporige last tot gevolg heeft.
X is het niet eens met de door hem verschuldigde box 3-heffing over zijn vermogen. Voor het jaar 2017 bedraagt de belastingdruk 487%. Hij is dan ook van mening dat de box 3-heffing in strijd is met art. 1 EP EVRM.
Hof Amsterdam oordeelt dat de box 3-heffing voor de jaren 2015 - 2018 ten aanzien van X niet een individuele en buitensporige last tot gevolg heeft. De heffing heeft voor de jaren 2015 en 2016, beoordeeld op stelselniveau, niet te leiden tot een vernietigen of verminderen van de IB-aanslagen. Met het opleggen van de bestreden aanslagen heeft de inspecteur derhalve niet in strijd gehandeld met art. 1 EP EVRM. Van belang is dat X in 2016 over een eigen woning beschikt en, naast de bank- en spaartegoeden, over aandelen en opties ter waarde van ruim € 33.000. Verder is X geen hypotheekrente verschuldigd en is de waarde van het vermogen substantieel toegenomen. Hetzelfde heeft te gelden voor de jaren 2017 en 2018. Ook is er volgens het hof geen sprake van een individuele en buitensporige last als wordt uitgegaan van de in de jaren 2017 en 2018 daadwerkelijk ontvangen rente. Het hof merkt over het Kerst-arrest (Hoge Raad 24 december 2021, nr. 21/01243, V-N 2022/2.3) nog op dat het rechtsherstel, dat moet worden geboden in gevallen die zijn aangewezen voor de massaalbezwaarprocedure op grond van dit arrest, een afzonderlijk traject betreft. In de zaak van X kan alleen worden geoordeeld over de – van de massaalbezwaarprocedure afgesplitste – individuele uitspraak op bezwaar ten aanzien van X, over de vraag of de vermogensrendementsheffing voor hem heeft geresulteerd in een individuele en buitensporige last. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema Box 3.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen
Dossiers: Box 3
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 4 maart