Hof Den Haag oordeelt dat voor de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen het werkelijke rendement moet worden aangehouden en dat geen sprake is van een individuele en buitensporige last.
X maakt bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2020 en stelt dat de box 3-heffing in strijd is met art. 14 EVRM en art. 1 EP en dat sprake is van een buitensporige last. In afwachting van de Hoge Raad splitst de inspecteur het bezwaar in een bezwaar inzake een stelselvraag en een individueel bezwaar. Het individuele bezwaar verklaart hij ongegrond. In hoger beroep is in geschil is of het kerstarrest ertoe noopt dat bij de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen van het werkelijke rendement dient te worden uitgaan, en of de box 3-heffing voor X een individuele en buitensporige last vormt.
Hof Den Haag oordeelt dat, gelet op de op rechtsherstel gerichte compensatie in beginsel dient aan te sluiten bij het werkelijke rendement én dat de bewijslast daarvoor in beginsel rust bij belastingplichtige. Toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 leidt in dit geval niet tot een vermindering van de aanslag, aangezien toepassing niet leidt tot een gunstiger resultaat. Van een individuele en buitensporige last is geen sprake aangezien de box 3-heffing kan worden voldaan uit het werkelijke rendement en gezien de financiële situatie van X en zijn echtgenote. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 16 april
Informatiesoort: VN Vandaag
Dossiers: Box 3