Advocaat-generaal Wattel adviseert de Hoge Raad om box 3 2017 én 2016 als inkomstenbelasting op stelselniveau onverenigbaar te verklaren met het discriminatieverbod. Het is aan de wetgever om een einde te maken aan deze discriminatie.
X geniet in 2016 € 1499 aan rente op haar banktegoeden en in 2017 € 667. De verschuldigde box 3-heffing bedraagt in 2016 € 1956 en in 2017 € 1824. X stelt dat er geen sprake is van ‘genoten’ inkomen in de zin van art. 2.3 Wet IB 2001 omdat zij minder heeft ontvangen dan de wettelijk veronderstelde ‘opbrengst’. Rechtbank Zeeland-West-Brabant en Hof 's-Hertogenbosch stellen de inspecteur in het gelijk. X gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Wattel adviseert de Hoge Raad, na een grondige analyse, om box 3 2017 én 2016 als inkomstenbelasting op stelselniveau onverenigbaar te verklaren met het discriminatieverbod. Daarbij merkt de A-G op om het vooralsnog aan de wetgever over te laten om de stelselmatige discriminatie en privilegiëring van box 3-plichtigen op te heffen. Wel wijst hij erop dat dit op vele manieren kan, bijvoorbeeld door de inkomsten te belasten in plaats van een gemiddelde.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Wet inkomstenbelasting 2001 2.3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 31 maart
Carrousel: Carrousel