Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de moeder niet tot het huishouden van X behoort, zodat het aandeel van X in de eigendom van de woning waar zijn moeder woont, terecht bij hem is belast in box 3. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
X is samen met drie familieleden eigenaar van een woning met een WOZ-waarde van € 594.000, waarin zijn moeder woont. X' aandeel is € 148.500 (25%). Volgens de inspecteur valt dit aandeel bij X in box 3, maar X stelt dat ooit de afspraak is gemaakt dat dit niet bij hem hoeft te worden belast. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant beroept X zich ten onrechte op het vertrouwensbeginsel. X stelt in hoger beroep dat de woning voor hem als eigen woning heeft te gelden, omdat hij zelf in een huurwoning woont.
Hof 's-Hertogenbosch (V-N 2023/49.1.2) oordeelt dat de moeder niet tot het huishouden van X behoort, zodat zijn aandeel in de woning terecht is belast in box 3. Voor de waarde stelt X vergeefs dat de aankoopprijs in de jaren zestig van de vorige eeuw bepalend is en deze moet worden verhoogd aan de hand van het CBS-indexcijfer. Tegen de onderhavige WOZ-beschikking is namelijk geen bezwaar gemaakt. Het enkele feit dat de inspecteur jarenlang de aangiften van X heeft gevolgd, wekt geen vertrouwen. Het is ook niet aannemelijk dat de onderhavige kwestie ooit uitdrukkelijk aan de orde is gesteld of de inspecteur een weloverwogen standpunt heeft ingenomen. X' beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Lees ook het thema Eigenwoningregeling.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 5.20
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3.
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 29 februari
Informatiesoort: VN Vandaag