Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de box 3-heffing voor X en Y in de jaren 2015 - 2017 geen individuele en buitensporige last vormt. Zij maken niet aannemelijk dat de last van de box 3-heffing zich in hun geval sterker laat voelen dan in het algemeen.
Belanghebbenden, X en Y, zijn het niet eens met de door hen verschuldigde box 3-heffing. Volgens hen is er in de jaren 2015 - 2017 sprake van strijdigheid met art. 1 EP EVRM, omdat de door hen behaalde rendementen lager zijn dan het forfaitaire rendement van 4%. De box 3-heffing moet dan ook onverbindend worden verklaard.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de box 3-heffing voor X en Y in de jaren 2015 - 2017 geen individuele en buitensporige last vormt. Zij maken niet aannemelijk dat, in vergelijking met andere belastingplichtigen die ook door de box 3-heffing zijn geraakt, de last van de box 3-heffing zich in hun geval sterker laat voelen dan in het algemeen. Hierbij is de gehele financiële situatie van X en Y gezamenlijk in ogenschouw genomen. Daarbij is dan ook relevant dat X inkomen uit dienstbetrekking geniet en dat Y inkomsten uit onderneming geniet. Tevens is relevant dat X en Y een eigen woning hebben en over bank- en spaarsaldi beschikken waarop niet is ingeteerd.
Lees ook het thema Box 3.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Dossiers: Box 3
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 27 oktober