Hof Den Haag oordeelt dat er, mede gezien de inkomens- en vermogenspositie van X, geen sprake is van een individuele en buitensporige last. X heeft namelijk niet een zodanig laag inkomen dat hij op zijn vermogen moet interen om de box 3-heffing te voldoen.

X is het niet eens met de box-3 heffing voor de jaren 2017 en 2018. De box 3-heffing is namelijk hoger dan het werkelijke door hem behaalde rendement. X stelt dat sprake is van een individuele en buitensporige last. Hij is van mening dat de belastingheffing moet worden beperkt tot 30% van het werkelijk gerealiseerde rendement.

Hof Den Haag oordeelt dat er, mede gezien de inkomens- en vermogenspositie van X, geen sprake is van een individuele en buitensporige last. Het hof verwijst hierbij naar de arresten van de Hoge Raad van 14 juni 2019, nr. 17/05606 (V-N 2019/30.5) en 2 juli 2021, nr. 20/02453 (V-N 2021/29.9). Volgens het hof is er ten aanzien van X geen sprake van bijzondere omstandigheden als bedoeld in die arresten. X heeft niet een zodanig laag inkomen dat hij op zijn vermogen moet interen om de box 3-heffing te voldoen.

Lees ook het thema Box 3.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 9 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen