Hof Den Haag oordeelt dat er, mede gezien de inkomens- en vermogenspositie van X, geen sprake is van een individuele en buitensporige last. X heeft niet een zodanig laag inkomen dat hij op zijn vermogen moet interen om de box 3-heffing te voldoen.

X is het niet eens met de box-3 heffing voor het jaar 2017. De box 3-heffing is namelijk hoger dan het werkelijke door hem behaalde rendement. Het door hem werkelijk behaalde rendement (0,2%) is daarbij vele malen lager dan waarvoor hij op grond van de heffing wordt belast (655%). Volgens X is dan ook sprake van een individuele en buitensporige last.

Hof Den Haag oordeelt dat er, mede gezien de inkomens- en vermogenspositie van X, geen sprake is van een individuele en buitensporige last. Het hof verwijst hierbij naar de arresten van de Hoge Raad van 14 juni 2019, nr. 17/05606 (V-N 2019/30.5) en 2 juli 2021, nr. 20/02453 (V-N 2021/29.9). Volgens het hof is er ten aanzien van X geen sprake van bijzondere omstandigheden als bedoeld in die arresten. X heeft niet een zodanig laag inkomen dat hij op zijn vermogen moet interen om de box 3-heffing te voldoen. Dat de inkomsten van X in 2017 hoofdzakelijk bestaan uit een eenmalige bate van € 158.644 en dat hij een appartement in zijn bezit heeft dat geen inkomsten oplevert omdat het wordt bewoond door zijn studerende zoon, is daarbij verder niet van belang.

Lees ook het thema Box 3

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen

Dossiers: Box 3

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 7 september

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen