A-G Wattel adviseert de Hoge Raad een Nederlandse werknemer van het EOB vrij te stellen van box 3-heffing. Voor het onderscheid naar nationaliteit in de Zetelovereenkomst bestaat geen EU-rechtelijk aanvaardbare rechtvaardiging.

Nederlander, X, komt vanuit Duitsland naar Nederland om een dienstbetrekking bij het EOB te aanvaarden. Omdat hij de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft X ingevolge art. 10 lid 6 van de Zetelovereenkomst geen recht op vrijstelling van zijn box 3-inkomen. Volgens Hof Den Haag komt X beroep toe op art. 45 VWEU. De regeling uit de Zetelovereenkomst leidt er namelijk toe dat vanuit het buitenland aangeworven EOB-werknemers die geen Nederlands onderdaan zijn, worden bevoordeeld ten opzichte van eveneens uit het buitenland aangeworven EOB-werknemers die wel Nederlands onderdaan zijn. Dit in de Zetelovereenkomst gemaakte onderscheid op basis van nationaliteit is in strijd met het EU-recht. Er is sprake van een ongerechtvaardigde beperking van het vrije werknemersverkeer (omgekeerde discriminatie naar nationaliteit). X heeft recht op vrijstelling van het inkomen uit sparen en beleggen. Naar aanleiding van het cassatieberoep van de staatssecretaris heeft Advocaat-Generaal (A-G) Wattel een conclusie genomen.

Volgens de A-G kan X zich op art. 45 VWEU beroepen om hetzelfde behandeld te worden als een niet-Nederlander die vanuit een andere EU-lidstaat naar Nederland kwam om voor het EOB te werken. Voor het onderscheid naar nationaliteit in de Zetelovereenkomst bestaat geen EU-rechtelijk aanvaardbare rechtvaardiging. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van de staatssecretaris ongegrond te verklaren.

Lees ook het thema Box 3.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 45

Wet inkomstenbelasting 2001 5.1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 29 oktober

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen