X is eigenaar van vijftien onroerende zaken. Over 2011 en 2012 krijgt hij een navorderingsaanslag. In geschil is of de box 3-waarden van de onroerende zaken in betekenende mate afwijken van de waarden in het economisch verkeer. X overlegt hiertoe enkele taxatierapporten die eind 2015 zijn opgemaakt. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de waarden van de onroerende zaken van X niet in betekenende mate afwijken van de waarden in het economisch verkeer. De rechtbank wijst er op dat de taxaties eind 2015 zijn uitgevoerd, en dat daarbij de waarden voor de jaren 2011 en 2012 zijn vastgesteld met behulp van een indexcijfer, dat is toegepast op de waarden per waardepeildatum 1 januari 2013. De rechtbank acht deze waarderingsmethode niet geschikt, omdat deze methode onvoldoende rekening houdt met de specifieke kenmerken van de afzonderlijke onroerende zaken. Volgens de rechtbank maakt X dan ook voor geen van de onroerende zaken aannemelijk dat de waarde in het economisch verkeer in betekenende mate afwijkt van de gecorrigeerde WOZ-waarde.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X met de door hem overgelegde taxatierapporten niet aannemelijk maakt dat de box 3-waarden van de onroerende zaken in betekenende mate afwijken van de waarden in het economisch verkeer. Volgens het hof is het indexeren van een voor een (veel) later of eerder tijdstip vastgestelde waarde geen aanvaardbare methode voor het vaststellen van de waarde op de peildata 1 januari 2010 en 1 januari 2011. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook het thema Box 3 en Vastgoedexploitatie in de inkomstenbelasting.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 17a
Wet inkomstenbelasting 2001 5.20
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 4 april