X bv doet BPM-aangifte voor de registratie van een personenauto. Volgens het taxatierapport is de handelsinkoopwaarde € 16.467. Deze is berekend door de koerslijstwaarde (€ 22.046) te verminderen met de schade (€ 5.579). X bv betaalt aldus € 5.102 aan BPM. In geschil is of terecht een naheffingsaanslag is opgelegd van € 1.493. De naheffing is gebaseerd op een taxatie, waarbij de auto is vergeleken met drie referentievoertuigen. De verkoopwaarde is bepaald op € 26.000. Na aftrek van een handelsmarge van € 4.000 en schade van € 700 resteert als handelsinkoopwaarde € 21.300. De inspecteur stelt dat X bv niet de vereiste aangifte heeft gedaan, zodat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de door X bv gehanteerde handelsinkoopwaarde van € 16.467 op zichzelf geen onaannemelijke waarde is, zodat hier niet uit voortvloeit dat een aanzienlijk bedrag aan BPM niet is geheven. Er is daarom geen grond voor omkering en verzwaring van de bewijslast. X bv betwist vergeefs de onafhankelijkheid van de taxateur die de inspecteur heeft ingeschakeld. Voorts maakt X bv niet aannemelijk dat de inspecteur enige invloed heeft gehad op het rapport of dat dwingend is voorgeschreven wat het resultaat zou moeten zijn. Gelet op de aard van de schade (meer dan gemiddelde steenslag op motorkap en rechterachterportier), in verhouding tot leeftijd (ruim zeven maanden) en de km-stand (13.250) is de schadeberekening van € 700 niet te laag. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 9 februari