X bv doet in november 2011 BPM-aangifte inzake de registratie van een gebruikte auto. In de aangifte wordt gekozen voor een koerslijst van btw-auto's om de vermindering vast te stellen. Er is € 10.651 aan BPM voldaan. Het bezwaar is gegrond verklaard in verband met het feit dat de 12%-regeling was toegepast. X stelt in beroep dat aansluiting mag worden gezocht bij de waarde van marge-auto's, ondanks dat de onderhavige auto een btw-auto is.
Rechtbank Gelderland overweegt dat X bv een juiste aangifte moet doen en zij dus ook de bewijslast draagt van haar stelling dat teveel BPM op aangifte is voldaan. X bv heeft niet gesteld dat de auto's die de basis vormen voor de koerslijst voor marge-auto's qua kenmerken beter vergelijkbaar zijn. X bv maakt dus niet aannemelijk dat de waarde waarop de aangifte is gebaseerd te hoog is. X bv heeft bij de aangifte slechts een koerslijst voor btw-auto's overgelegd en niet tevens een koerslijst voor marge-auto's (art. 10 lid 7 Wet BPM 1992). Als compromis komen partijen overeen dat de verschuldigde BPM met 5% kan worden verminderd, omdat de inspecteur de datum van eerste toelating en de datum deel 1A aan elkaar gelijk heeft gesteld. Er moet rente worden vergoed over het tijdvak dat begint op de dag na die van de onverschuldigde betaling en eindigt op de dag van de terugbetaling. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn met ruim drie maanden krijgt X bv een immateriële schadevergoeding van € 500. Daarnaast krijgt X bv een proceskostenvergoeding van € 549,50, zijnde € 490 voor het beroepschrift, € 56,50 voor de zitting (13 zaken tegelijk) en € 3 voor comparitie (323 zaken tegelijk) en een vergoeding voor het griffierecht. Het beroep van X bv is deels gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 11 augustus