Belanghebbende, X bv, doet op diverse data ten behoeve van diverse (rechts)personen BPM-aangiften inzake de registratie van personenauto's afkomstig uit andere EU-lidstaten. De BPM is steeds betaald door de toekomstige kentekenhouders, doch X bv dient de bezwaarschriften in. In geschil is of deze bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de aangever geen zelfstandig bezwaarrecht tegen de voldoening meer heeft als de toekomstige kentekenhouder de verschuldigde belasting zelf op aangifte heeft voldaan. Het maakt niet uit dat aan X bv een naheffingsaanslag kan worden opgelegd en dat zij daartegen bezwaar kan maken. De voldoening op aangifte en de naheffing zijn namelijk twee verschillende voor bezwaar vatbare feiten. X bv stelt ook vergeefs dat de inspecteur haar ten onrechte geen tweede brief heeft gestuurd met daarin een laatste termijn en waarschuwing om alsnog de machtigingen van de kentekenhouders te overleggen. Op het moment namelijk dat een bestuursorgaan op grond van art. 2:1 lid 2 Awb een machtiging verlangt, kan het bezwaar zonder tweede mogelijkheid tot herstel van het verzuim niet-ontvankelijk worden verklaard. De beroepen van X bv zijn ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 7
Algemene wet bestuursrecht 2:1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 25 november