Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur de voor de 66 personenauto’s gemiddeld te weinig voldane BPM niet mag extrapoleren naar de andere 2.275 personenauto’s.
Belanghebbende, X bv, doet jarenlang onjuiste BPM-maandaangiften en heeft daartoe een belastingambtenaar omgekocht. Haar dga, de heer X, is daarvoor inmiddels veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2,5 jaar. In geschil is de BPM-naheffingsanslag van € 4.204.974. De aanslag heeft formeel betrekking op 2.341 personenauto’s, maar is geëxtrapoleerd op basis van gegevens van 66 auto's.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur de voor de 66 auto’s gemiddeld te weinig voldane BPM niet mag extrapoleren naar de andere 2.275 auto’s. De naheffing moet namelijk altijd herleid kunnen worden tot individuele personenauto’s (zie HR 14 maart 2008, nr. 40.806, V-N 2008/16.3, r.o. 4.3). De naheffing kan dus voor elk van de 66 auto’s niet hoger zijn dan € 1.796,23 met dien verstande dat partijen vervolgens een maximale naheffing zijn overeengekomen van € 75.000. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X bv een immateriële schadevergoeding van € 3.000. Partijen stellen tot slot dat X bv recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 9.000.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 20
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 13 november