X vof heeft in 2010 en 2011 vijf BPM-aangiften gedaan. In bezwaar tegen de voldoeningen is steeds aangevoerd dat slechts de 12%-regeling in geschil was. De zaken zijn daarom aangehouden in afwachting van HR 2 maart 2012, nr. 11/00785, V-N 2012/14.19. Na de gunstige uitslag heeft X vof teruggaven ontvangen. In beroep stelt X vof primair dat bij de taxaties mogelijk gebruik is gemaakt van koerslijsten voor btw-auto's. Zij wil daarom alsnog de koerslijsten van margeauto's toepassen.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat bij een taxatie voor het vaststellen van de handelsinkoopwaarde wel rekening moet worden gehouden met het feit dat sprake is van een btw-auto. Weliswaar is het zijn van een margeauto of btw-auto geen onderscheidend kenmerk, maar dat geldt alleen als wordt gezocht naar een gelijksoortig product in het kader van art. 110 VWEU. Het is daarom aannemelijk dat de verschuldigde BPM na bezwaar niet te hoog is vastgesteld. Aangezien X vof in de bezwaarfase ten onrechte niet is gehoord, moet de inspecteur wel de griffierechten vergoeden. Voor wat betreft de overschrijding van de redelijke termijn heeft te gelden dat de periode van aanhouding buiten beschouwing moet worden gelaten en dat sprake is van meerdere zaken die gelijktijdig zijn behandeld. X vof wordt daarom voldoende gecompenseerd door één vergoeding van € 2.000.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen, Belastingrecht algemeen
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 11 juli