Rechtbank Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht het tarief voor niet-woningen toepast.

Belanghebbende, X, is eigenaar van een onroerende zaak. De onroerende zaak is een appartementsrecht. De heffingsambtenaar stelt de waarde voor het jaar 2019 vast op € 350.000. Gelijktijdig met de heffingsgrondslag is de aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. In geschil is de WOZ-waarde en of het object voor de OZB terecht is aangemerkt als niet-woning.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht het tarief voor niet-woningen toepast. Op de waardepeildatum is de onroerende zaak namelijk nog een braakliggend terrein, waarop de appartementen nog moeten worden gebouwd. De heffingsambtenaar slaagt er tevens in om de WOZ-waarde van de onroerende zaak aannemelijk te maken. Bij het bepalen van de waarde is terecht aansluiting gezocht bij de eigen aankoopprijs en de vergelijkingsobjecten. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220

Wet waardering onroerende zaken 18

Wet waardering onroerende zaken 30

Wet waardering onroerende zaken 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 9 juni

50

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen