Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur de brief waarin belanghebbenden verzoeken om terugstorting van loonheffing, ten onrechte niet heeft aangemerkt als bezwaarschrift. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbenden zijn erfgenamen van erflaatster. Na het overlijden van erflaatster heeft een verzekeringsmaatschappij nog enige tijd lijfrente-uitkeringen gedaan tot een bedrag van € 35.434,62. Belanghebbenden betalen dit bedrag terug en vragen de inspecteur de ingehouden loonheffing en premie zorgverzekeringswet over de onterecht uitgekeerde uitkeringen terug te storten.
Hof Den Haag (MK I, 20 februari 2018, BK-17/00765, V-N 2018/26.1.2) oordeelt dat de inspecteur de brief waarin belanghebbenden verzoeken om terugstorting van loonheffing, ten onrechte niet heeft aangemerkt als bezwaarschrift. De brief voldoet aan alle eisen die aan een bezwaarschrift worden gesteld. Omdat de bezwaartermijnen ruimschoots waren verstreken, is het bezwaarschrift echter niet-ontvankelijk. De inspecteur heeft in zijn beslissing verzuimd om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren en het verzoek om een dwangsom af te wijzen. Alleen in zoverre is het hoger beroep van belanghebbenden gegrond. De beslissing die de inspecteur in de ambtshalve sfeer heeft genomen, staat verder niet ter beoordeling van de belastingrechter en daarmee evenmin het recht van belanghebbenden op een dwangsom.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:5