Belanghebbende, X bv, maakt bezwaar tegen een aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2007. Per uitspraak met dagtekening 14 mei 2012 verklaart de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk. In geschil is of X bv tijdig beroep heeft ingesteld. Tot de stukken behoort een brief van de gemachtigde van X bv van 24 mei 2013 aan de Belastingdienst. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de brief van de gemachtigde van X bv van 24 mei 2013 aan de Belastingdienst niet is aan te merken als een beroepschrift dat de Belastingdienst met toepassing van art. 6:15 Awb had moeten doorsturen naar de rechtbank. Uit de bewoordingen van deze brief valt niet op te maken dat X bv heeft bedoeld daarmee beroep in te stellen tegen de uitspraak op bezwaar.
Hof Amsterdam stemt in met het oordeel van Rechtbank Noord-Holland dat de brief van de gemachtigde van X bv van 24 mei 2013 aan de Belastingdienst niet is aan te merken als een beroepschrift dat de Belastingdienst met toepassing van art. 6:15 Awb had moeten doorsturen aan de rechtbank. Nu het beroep van X bv van 3 juli 2012 te laat is ingediend, is de conclusie dat het beroep van X bv over 2007 niet-ontvankelijk is wegens termijnoverschrijding, terecht. Het hof overweegt nog dat een professionele gemachtigde geacht wordt er uitdrukkelijk voor te hebben gekozen de onderhavige brief te schrijven en geen beroep in te stellen. Gelet op het voorgaande is de herinvesteringsreserve in 2007 volledig vrijgevallen en komt deze per 1 januari 2008 dus niet langer voor op de balans van X bv. Het hof honoreert het beroep van de inspecteur op interne compensatie, inhoudende dat de nog wel op de balans voorkomende garantievoorziening in 2008 voor een bedrag van € 1,2 mln moet worden opgeheven en aan de winst van X bv moet worden toegevoegd.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:15