Rechtbank Den Haag beslist dat X, die samen met haar dochter een gedeelte van het jaar bij de BRP ingeschreven staat op een briefadres, voldoet aan de wettelijke inschrijvingseis om in aanmerking te komen voor de iack.
X woont in 2018 samen met haar dochter. Volgens de BRP staan zij dat jaar samen op drie achtereenvolgende adressen ingeschrevenen. De periode 3 april 2018 tot 12 december 2018 is een briefadres. X claimt in haar aangifte IB/PVV 2018 de inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack). De inspecteur verleent de iack niet omdat niet is voldaan aan de wettelijke inschrijvingseis van art. 8.14a lid 1, onderdeel b, Wet IB 2001. X komt in beroep. Zij stelt onevenredig hard getroffen te worden. Volgens X heeft zij wel recht op de iack. In afwachting van een sociale huurwoning verbleef zij met haar dochter bij familie en in een vakantiewoning. Inschrijving in de BRP op het adres van familie dan wel het vakantiepark was niet mogelijk. Daarom is in de tussenliggende periode gekozen voor een postadres bij de zus van X.
Volgens Rechtbank Den Haag is het doel van de inschrijvingseis te verhinderen dat de iack aan meer dan één van de ouders van een kind zou worden toegekend. In deze zaak kan in 2018 een dubbele aanspraak op iack zich niet voordoen. X heeft wél recht op de iack. Toepassing van de wet zou in een situatie als hier aan de orde namelijk zozeer indruisen tegen fundamentele rechtsbeginselen dat strikte toepassing van die regeling achterwege moet blijven. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.14a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 20 december
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel