De Britse fiscus start in het VK een procedure tegen meerdere Deense natuurlijke personen en Deense rechtspersonen, waaronder Sunico ApS. Volgens de fiscus hebben de Denen zich op Brits grondgebied schuldig gemaakt aan btw-carrouselfraude. Verder stelt de fiscus dat de Denen, die in het VK niet btw-plichtig zijn, de reële begunstigden zijn van de door de fraude verkregen bedragen. De fiscus start daarom ook in Denemarken een procedure. In de Deense procedure vordert de fiscus om conservatoir beslag te leggen op de activa van Sunico die zich op Deens grondgebied bevinden, tot zekerheid van een schadevordering. De Deense rechter vraagt zich af of de beslissing in de Britse zaak in Denemarken zou kunnen worden erkend en ten uitvoer worden gelegd.
Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat het begrip "burgerlijke en handelszaken" aldus moet worden uitgelegd dat daaronder ook een vordering valt waarmee de Britse fiscus van in Denemarken gevestigde rechtspersonen en natuurlijke personen vergoeding vordert van schade die is veroorzaakt door samenspanning tot het plegen van fraude ter ontduiking van in het VK verschuldigde btw. Het HvJ overweegt hierbij dat de vordering van de fiscus tegen Sunico niet op de btw-wetgeving van het VK berust, maar op een bepaling die valt onder de regels van het VK op het gebied van aansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Invordering
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 16 september