D houdt de aandelen in belanghebbende, X, een in Groot-Brittannië gevestigde vennootschap. X verricht werkzaamheden voor E vof. E vof houdt zich bezig met de in- en verkoop van goud. X stelt de verkopers beschikbaar op de bijeenkomsten die X organiseert. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat X werknemers ter beschikking stelt aan E vof, en dat X derhalve, op grond van art. 6 lid 3 onderdeel b Wet LB 1964, inhoudingsplichtig is voor de Nederlandse loonheffingen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er sprake is van inlening door E vof. De rechtbank overweegt hierbij dat de planning van de bijeenkomsten door E vof wordt gedaan, dat E vof bepaalt waar, wanneer en wat de werknemers van X moeten doen en dat E vof de voortgang en het werk controleert. Verder acht de rechtbank van belang dat de hoeveelheid ingekocht goud en het karaatgehalte van het goud door E vof wordt gecontroleerd. Ook stuurt E vof slecht functionerende werknemers weg. Volgens de rechtbank is niet van belang dat de werknemers op de bijeenkomsten werken onder een leidinggevend die ook bij X werkt, en dat X per bijeenkomst wordt betaald. X is volgens de rechtbank naar Nederlands recht bezien dan ook terecht als inhoudingsplichtige aangemerkt. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat Nederland heffingsbevoegd is ten aanzien van de beloning voor de werkzaamheden. Volgens de rechtbank is er namelijk sprake van een gezagsverhouding tussen de werknemers en E vof en komen de voordelen van de werkzaamheden van de werknemers en de daaruit voortvloeiende nadelen en risico's voor rekening van E vof. Ook worden de kosten van de werkzaamheden volgens de rechtbank gedragen door E vof. De naheffingsaanslagen blijven in stand.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 `6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting, Internationaal belastingrecht, Premieheffing
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 26 juli