X houdt zich bezig met projectmanagement en procesbegeleiding van ruimtelijke plannen, in het bijzonder van complexe binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen. Hij doet dit sinds de jaren ’80 in dienstbetrekking en sinds 2007 voor eigen rekening. In geschil is zijn IB-aanslag over 2015. Volgens Rechtbank Den Haag zijn de activiteiten van X geen bron van inkomen. Het negatieve resultaat kan daarom niet in aanmerking worden genomen. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat er wel een objectieve voordeelsverwachting en daarmee een bron van inkomen is. X voert de werkzaamheden namelijk al sinds vele jaren uit, waarbij steeds een bron van inkomen aanwezig is bevonden en dat vóór 2013 steeds sprake was van (aanzienlijke) positieve resultaten. Vanaf 2013 is deelgenomen aan aanbestedingen, maar met minder succes. X mag zijn daarmee gemoeide niet-declarabele uren niet aftrekken. Conform de aangifte wordt het resultaat aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden en niet als winst uit onderneming. Voor de vraag of de aanslag in civielrechtelijk zin is verjaard, zal X zich tot de civiele rechter moeten wenden. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90