Hof Amsterdam oordeelt dat de BTW-naheffingsaanslag terecht is opgelegd. X heeft namelijk niet meer aangevoerd dan dat aan de voorwaarden voor aftrek is voldaan. Dit is onvoldoende om te bewijzen dat recht bestaat op BTW-aftrek. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

De inspecteur stelt een boekenonderzoek in bij X die een organisatieadviesbureau drijft. Naar aanleiding van het onderzoek legt de inspecteur een naheffingsaanslag BTW op. Uit het onderzoek blijkt dat voor vele posten ten onrechte BTW-voorbelasting in aftrek is gebracht. Volgens de inspecteur betreft dit geen aftrek van voorbelasting op zakelijke kosten, maar voor privé-uitgaven.

Hof Amsterdam (V-N 2023/15.1.6) oordeelt dat de naheffingsaanslag BTW terecht is opgelegd. X heeft in wezen niet meer aangevoerd dan dat aan de voorwaarden voor aftrek is voldaan. Dit is onvoldoende om te bewijzen dat recht bestaat op BTW-aftrek. Ook voor de ontbrekende facturen bestaat geen recht op BTW-aftrek. X' stelling dat voor BTW-aftrek niet van belang is dat goederen en diensten zijn betrokken van ondernemers die doorgaans consumenten als klant hebben, slaagt evenmin. Hoewel de stelling op zich juist is, maakt X niet aannemelijk dat is voldaan aan de geldende voorwaarden. Daarbij is ook X' administratie onvolledig. X' hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Omzetbelasting

Editie: 18 september

Informatiesoort: VN Vandaag

37

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen