Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat BTW-aftrek terecht is geweigerd, omdat niet kan worden vastgesteld wie de facturen heeft uitgereikt en of degene die de facturen heeft uitgereikt BTW-ondernemer is.

X is een fiscale eenheid BTW die bestaat uit A en B. Aan B zijn facturen uitgereikt met de vermelding van bedrijfsnaam E en het BTW-identificatienummer van een eenmanszaak van G. De lay-out van de facturen vertonen sterke gelijkenis met de door B uitgereikte facturen. In 2013 zijn G en zijn eenmanszaken failliet verklaard. E BV zet een gedeelte van de bedrijfsactiviteiten van de gefailleerde eenmanszaak van G voort. E BV is een aan X gelieerde onderneming. X heeft de op de facturen vermelde BTW in aftrek gebracht.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat niet is voldaan aan de eerste materiële voorwaarde voor het recht op aftrek van voorbelasting dat de facturen door een andere ondernemer zijn uitgereikt. De facturen leveren onvoldoende duidelijkheid op over de identiteit van degene die de facturen heeft uitgereikt. X slaagt niet in de op haar rustende bewijslast om met objectieve gegevens aan te tonen wie de leverancier of dienstverlener is en dat die leverancier of dienstverlener BTW-ondernemer is. Het faillissement van G en zijn eenmanszaken had tot extra zorgvuldigheid van X moeten te leiden. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat sprake is van (voorwaardelijke) opzet, maar wel dat sprake is van grove schuld. Daarom wordt de boete gematigd tot 25%. Daarnaast wordt de boete gematigd met 10% wegens overschrijding van de redelijke termijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 35a

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 8 april

36

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen