Belanghebbende, X, stelt hoger beroep in tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Hof Den Haag wijst de zaak met toepassing van de judiciële lus terug naar de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar vermindert vervolgens de naheffingsaanslag van € 88 naar € 82,90. X stelt tegen deze beslissing beroep in bij het hof en betoogt dat de gemeente hem een btw-factuur moet uitreiken voor de naheffingsaanslag. Hof Den Haag oordeelt dat X geen belang heeft bij zijn verzoek om uitreiking van een btw-factuur voor de naheffingsaanslag parkeerbelasting. Het hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
De Hoge Raad oordeelt dat in een procedure over een naheffingsaanslag parkeerbelasting niet kan worden verzocht om uitreiking van een btw-factuur. Dit omdat het eventuele belang van die factuur een buiten die naheffingsaanslag gelegen belang is en niet een bijkomende rechterlijke beslissing. Het gelijk is in zoverre aan B. en W. Het cassatieberoep van X is wel gegrond omdat het hof het hoger beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof heeft onderzoek moeten doen naar de gronden die X heeft aangevoerd tegen de uitspraak op bezwaar en is tot het oordeel gekomen dat die gronden niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak (vgl. HR 11 april 2014, nr. 13/01903, BNB 2014/122). Van een niet-ontvankelijk hoger beroep is dan geen sprake.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 34c
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 26 maart