Het is niet verstandig om BTW te heffen op commerciële aanbieders van aanvullend onderwijs. Dat schrijven Staatssecretarissen Paul van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Van Oostenbruggen van Financiën naar aanleiding van een vraag van het Kamerlid Westerveld (GroenLinks-PvdA) of het mogelijk is om omzetbelasting te heffen op commerciële bijlesbureaus en de middelen terug laten vloeien naar het publiek bekostigde onderwijs.

Tot 1993 werd voor de heffing van BTW onderscheid gemaakt tussen winstbeogende en niet-winstbeogende aanbieders van onderwijs. Voor dienstverlening van niet-winstbeogende aanbieders van onderwijs gold destijds een BTW-vrijstelling. Dit leidde tot ongewenste concurrentieverstoring. Volgens de bewindslieden leidt het herintroduceren van BTW-heffing bij commerciële aanbieders van aanvullend onderwijs ook nu weer tot concurrentieverstoring. Daarnaast laten de begrotingsregels het door de scheiding van inkomsten en uitgaven niet toe om een specifieke bestemming te geven aan de inkomsten die voortvloeien uit een eventuele heffing op commerciële bijlesbureaus. Middelen die volgen uit een dergelijke maatregel kunnen daardoor niet terugvloeien naar het publiek-bekostigde onderwijs, aldus de bewindslieden.

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Rubriek: Omzetbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Editie: 25 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

227

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen