Belanghebbende, X bv, exploiteert een horecagelegenheid. D bv neemt de exploitatie in 2008 over van X bv. X bv en D bv komen hierbij een vergoeding van € 250.000 overeen. In 2009 stelt X bv een factuur op in verband met de transactie. Hierbij brengt X bv de koopsom van € 250.000 in rekening, en € 47.500 aan btw. D bv betaalt de koopsom van € 297.500 in twee gedeelten. X bv draagt de btw echter niet af. De inspecteur legt een btw-naheffingsaanslag op aan X bv. X bv stelt in beroep dat er sprake is van een overgang van een algemeenheid van goederen (art. 31 Wet OB 1968), zodat er geen btw is verschuldigd, en dat de onjuiste factuur is hersteld. Ter zitting stelt X bv nog dat een koopprijs van € 297.500 exclusief btw was afgesproken. Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat sprake is van een algemeenheid van goederen. Nu D bv in totaal een bedrag van € 297.500 heeft betaald, en op de factuur een bedrag van € 297.500 is vermeld, heeft de inspecteur terecht een bedrag van € 47.500 aan btw nageheven. De rechtbank wijst er tenslotte ook nog op dat X bv de btw op grond van art. 37 Wet OB 1968 is verschuldigd.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de btw terecht heeft nageheven. Het hof overweegt daarbij dat X bv de btw niet heeft afgedragen en dat D bv de voorbelasting in aftrek heeft gebracht. Nu X bv geen herstelfactuur aan D bv heeft uitgereikt, heeft zij het gevaar voor verlies van belastinginkomsten niet tijdig en volledig uitgeschakeld. Vervolgens stelt het hof nog vast dat D bv ook de genoten vooraftrek niet aan de Belastingdienst heeft terugbetaald. De btw kan dan niet worden herzien. In het midden kan dan ook blijven of sprake is van een overgang van een geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 37
Wet op de omzetbelasting 1968 31
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 15 november