Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat bij niet aangetekende verzending van een poststuk de gevolgen van onduidelijkheid omtrent de verzenddatum voor rekening van de afzender zijn. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat de aanslagen uiterlijk op 31 december 2008 respectievelijk 31 december 2009 ter post zijn bezorgd.

Belanghebbende, X bv, koopt tuinbouwproducten van een Poolse firma. Deze firma zou de producten zelf 'oogst op stam' hebben gekocht van Nederlandse tuinders. X bv trekt een fors bedrag als landbouwforfait in de btw-sfeer af. Tijdens een boekenonderzoek toont de in Polen woonachtige aandeelhouder en bestuurder van X bv, de heer F, een papier aan de controlerende ambtenaren. Volgens F is dat de landbouwverklaring van de Poolse firma, doch de ambtenaren stellen dat zij het stuk niet hebben kunnen lezen. In geschil zijn de btw-naheffingsaanslagen over 2003 en 2004 en de boetes. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat het tonen van een stuk, zonder deze ter hand te stellen, niet gelijk is te stellen aan het overleggen van het stuk. Aangezien X bv geen landbouwverklaringen kan overleggen, claimt zij dus ten onrechte aftrek van voorbelasting. X bv stelt in hoger beroep dat de aanslagen buiten de vijfjaarstermijn zijn opgelegd, aangezien deze pas zijn ontvangen op respectievelijk 15 januari 2009 en 7 januari 2010. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat bij niet aangetekende verzending van een poststuk de gevolgen van onduidelijkheid omtrent de verzenddatum voor rekening van de afzender zijn. Het staat de inspecteur vrij alle hem ten dienste staande bewijsmiddelen aan te voeren om de tijdige verzending van de aanslagen te onderbouwen. Er is echter niet vastgelegd of de aanslagbiljetten daadwerkelijk ter post zijn bezorgd. De verzending van post door de Belastingdienst is een geautomatiseerd proces, waarbij slechts administratief en steekproefsgewijs wordt gecontroleerd of het totaal aantal stukken van een partij is verzonden. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat de aanslagen uiterlijk op 31 december 2008 respectievelijk 31 december 2009 ter post zijn bezorgd (zie HR 14 oktober 2011, nr. 11/01261, V-N 2011/52.5). Het beroep van X bv is gegrond. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X ook nog een immateriële schadevergoeding van € 500.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Wet op de omzetbelasting 1968 27

Algemene wet inzake rijksbelastingen 5

Algemene wet inzake rijksbelastingen 20

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 21 januari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen