Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de btw-naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd. X heeft namelijk geen enkel gegeven of stuk overgelegd waaruit blijkt dat aan haar voorbelasting in rekening is gebracht die voor aftrek in aanmerking komt. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X brengt in 2012 € 4012 aan btw-voorbelasting in aftrek en in 2013 € 6166. Medio 2014 stelt de inspecteur een aantal vragen over de IB-aangifte 2011 en de bedragen aan voorbelasting. Medio 2015 neemt de inspecteur wederom contact op met X, nu om een afspraak te maken voor een boekenonderzoek. Vervolgens is er tot 27 oktober 2016 regelmatig telefonisch contact. X stelt uiteindelijk dat de inspecteur geen recht meer heeft om een boekenonderzoek uit te voeren, waarna de inspecteur een btw-naheffingsaanslag oplegt.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2019/40.1.5) oordeelt dat de inspecteur de btw-naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd. X heeft namelijk geen enkel gegeven of stuk overgelegd waaruit blijkt dat aan haar voorbelasting in rekening is gebracht die voor aftrek in aanmerking komt. Verder merkt het hof nog op dat de echtgenoot van X heeft geweigerd om dergelijke gegevens of stukken te overleggen. Ook is het hof van mening dat X aan de telefonische contacten niet het vertrouwen kan ontlenen dat aftrek van de voorbelasting akkoord is bevonden. Met name het volgen van de IB-aangifte leidt er volgens het hof niet toe dat ook de btw-aangiften correct zijn. Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Lees ook het thema Recht op aftrek van de btw; wanneer en hoeveel?

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 8 april

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen