Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur niet van een te hoge maatstaf van heffing voor de integratielevering is uitgegaan. X vof heeft haar stelling niet dan wel onvoldoende onderbouwd. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X vof, exploiteert een manege/pensionstal. In de periode 2004-2006 wordt de boerderij, waarin X vof haar onderneming drijft, gerenoveerd en worden twee rijhallen met paardenboxen gebouwd. Een van de twee rijhallen wordt in 2009 in gebruik genomen. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een btw-naheffingsaanslag aan X vof op in verband met de ingebruikneming van de rijhal (integratielevering). De inspecteur gaat daarbij uit van 43% van de voortbrengingskosten van de rijhal, en van € 40.000 voor de ondergrond. X is echter van mening dat slechts 40% van de kosten aan deze rijhal is toe te rekenen.

Hof Amsterdam (MK II, 14 juni 2016, 15/00592 en 15/00593, V-N 2016/46.1.4) oordeelt dat de inspecteur niet van een te hoge maatstaf van heffing voor de integratielevering is uitgegaan. Het hof overweegt daarbij dat X vof haar stelling niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd. Het hof verwerpt de stelling van X vof dan ook. Omdat de inspecteur ter zitting opmerkt dat hij, gezien de financiële situatie van X vof, de boete wil verminderen, vermindert het hof de boete van € 3407 naar € 1250.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 14 juli

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen