Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat Nederland ten aanzien van paard 1 en 3 niet heffingsbevoegd is, omdat X niet aannemelijk maakt dat paard 1 en paard 3 ten tijde van de levering niet in Nederland zijn. De naheffingsaanslag voor de levering van een derde deel van de eigendom van paard 2 is wel terecht opgelegd, omdat de Ierse koper, al dan niet tezamen met X, als mede-eigenaar over paard 2 kan beschikken en paard 2 ten tijde van de levering in Nederland was.

X verkoopt in 2017 en 2018 drie paarden aan afnemers buiten de EU en vermeldt geen BTW op de verkoopfacturen. X koopt paard 1 op 14 augustus 2017 van een in Zweden gevestigd bedrijf. Op diezelfde dag verkoopt X paard 1 aan een afnemer uit Qatar. In verband met de export is paard 1 op 16 augustus 2017 in Zweden gekeurd. Het paard is op 18 augustus 2017 afgeleverd bij X. Daarna neemt de bestuurder/directeur van X met het paard deel aan wedstrijden in Nederland. Op 7 december 2017 wordt het paard daadwerkelijk vervoerd naar Qatar. In 2017 verkoopt X een derde deel van de eigendom van paard 2 aan het in Ierland gevestigde bedrijf 2. In 2018 koopt X paard 3 van een verkoper uit Florida. X verkoopt paard 3 vervolgens aan een afnemer in Qatar. Uit een door X overlegde verklaring volgt dat de feitelijke beschikkingsmacht van paard 3 op 6 augustus 2018 is overgegaan op de koper. Uit een andere verklaring blijkt dat paard 3 tot 9 augustus 2018 in België was. Paard 3 doet in de periode van 10 augustus 2018 tot 20 oktober 2018 mee aan wedstrijden in Nederland, Italië en België. Op 4 november 2018 is paard 3 vervoerd naar Qatar. In geschil is of Nederland heffingsbevoegd is. Zo ja, dan is voor paard 1 en paard 3 in geschil of het nultarief terecht is toegepast en voor paard 2 of sprake is van een levering in Nederland of een dienst in Ierland.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X aannemelijk maakt dat paard 1 en paard 3 ten tijde van de levering niet in Nederland zijn. X maakt met zijn verklaring tijdens de zitting aannemelijk dat paard 1 ten tijde van de aankoop in Zweden is en dat de levering door X aan de afnemer in Qatar ook in Zweden is. Voor paard 3 maakt X aannemelijk dat het paard ten tijde van de levering in België is. Daarom is Nederland niet heffingsbevoegd en zijn de naheffingsaanslagen met betrekking tot deze leveringen onterecht opgelegd. Voor de levering van een derde deel van de eigendom van paard 2 is aannemelijk dat de Ierse koper, al dan niet tezamen met X, als mede-eigenaar over paard 2 kan beschikken. Ook staat vast dat paard 2 ten tijde van de levering in Nederland was. Daarom is sprake van een levering en is de naheffingsaanslag met betrekking tot paard 2 terecht opgelegd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 5

Wet op de omzetbelasting 1968 37e

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Omzetbelasting

Editie: 28 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

166

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen